OOPOEH Debbie: “Ik ben bijna 65 en ik heb altijd gezegd: ‘Ik overleef mijn hond en niet andersom.’ Dus toen mijn eigen hond overleed, besloot ik niet meer aan een nieuw huisdier te beginnen. Maar ik miste het gezelschap en de kwispelende begroeting als ik thuis kwam. Er gaat niets boven de liefde van een hond.
Ik zag een spotje van Stichting OOPOEH op televisie en werd nieuwsgierig. Ik heb me ingeschreven en na ongeveer twee maanden belden ze me dat ze in contact wilden brengen met Trudy en haar hond Jetje. Ik heb Trudy zelf opgebeld en we hebben een afspraak gemaakt. De eerste kennismaking verliep heel soepel en Jetje is een klein formaat hondje. Precies wat ik wilde! Ik pas ik nu één dag per week op Jetje en volgende maand, als haar andere oppasadres op vakantie is, komt ze twee dagen per week. Het aller-leukste aan Jetje vind ik dat ze me overal volgt, ze is een heel trouw hondje. Als ik even een boodschap ben gaan doen en terug kom, dan piept ze van blijdschap. Op straat herkennen mensen Jetje soms en dan leg ik uit dat ik op haar pas. ‘Stichting OOPOEH is perfect voor mij,’ zeg ik altijd.
Het contact met Trudy is heel goed. Ze blijft altijd even kletsen en soms krijgt ze een bordje eten van me mee als ik over heb. ‘Lekker, hoef ik niet meer te koken,’ zegt ze dan.”
‘Mijn hond is mijn alles!’Mijn hond is mijn alles!’
Baasje Trudy: “Ik kreeg een andere baan waar ik Jetje niet meer vier dagen per week mee naar toe kon nemen. Via een collega, die op zoek was naar een oppas voor haar hond, kwam ik terecht bij Stichting OOPOEH. Ik vond dat hun website er leuk en goed uitzag en schreef me in. Al gauw zag ik Debbie voorbij komen. Ze had ervaring met honden, woonde vlakbij en leek betrouwbaar. Dat laatste vind ik heel belangrijk want mijn hond is mijn alles.
Het eerste contact verliep heel soepel. Ik heb een bakkie bij Debbie gedronken en hield een goed gevoel over aan onze ontmoeting. Debbie is een spontane en makkelijke vrouw. Jetje is een ochtend gaan oefenen bij Debbie, dat ging uitstekend en ook de tweede oefenochtend verliep heel goed. Ik laat Jetje nu aan het begin van de straat los en zeg: ‘Toe maar, loop maar naar Debbie.’ En dan wandelt Jet er zo heen en staat ze te kwispelen voor de voordeur. Als ik haar ’s avonds kom ophalen drink ik vaak nog een bakkie bij Debbie. Af en toe neem ik een bosje bloemen voor haar mee omdat Jetje en ik zo blij met haar zijn.”